

Een opinie, of een beleving, weergeven in een kort verhaal met een meestal impliciete boodschap.
Schrijf je eigen droom of beschrijf een droom die je herinnert en stuur die naar voor@meanderblog.nl.
Nerveus en schichtig waren de bewegingen van de in het zwart gehulde straatvogel. Zijn toekomst lag in het verleden en overleven was zijn dagelijkse niet aflatende bezigheid. Op zoek naar eten, en passant speurend naar glimmende muntjes die hij dacht te kunnen gebruiken.
Al speurend dook hij van het perron op het spoor, maar niet na goed te hebben gekeken of er een trein aankwam. Hij pakte de tien eurocent en dacht: beter dan niets. Hij had al drie muntjes weggepakt van het spoor. Muntjes die slordige passagiers van het perron hadden laten vallen. Nog drie perrons, dacht de magere, zwarte, voorovergebogen, straatervaren, donkere gedaante.
Zijn scherpe blik gleed langs de rails. Hij geloofde zijn ogen niet, lag het daar echt? Wat een buitenkans. Scherp om zich heen kijkend of niemand anders het had gezien en er geen bemoeizuchtigen op de kust waren, dook hij nogmaals op het perron. Hij had het goed gezien, een twee-euromunt. De trein had hij niet gezien.
Ternauwernood ontsnapte hij aan de vermorzelende wielen van de intercity die net op gang was gekomen. Hij draaide zich om en zag twee hem zeer bekende mannen van de spoorwegpolitie staan. Hij deed een vergeefse poging om weg te rennen, maar ze hielden hem vast en namen hem mee. Eenmaal in het kantoortje van de spoorwegpolitie doorzochten ze zijn zakken, pakten hem alles af en deden het in een plastic zak waar ze een sticker op plakten met een nummer en een naam. Een van de twee schreef een zinloze bekeuring uit aan een adres van het Leger des Heils, waar de Kraai zelden kwam. Een bekeuring op naam van een vriend die jaren geleden was overleden. Een identiteitsbewijs had hij niet en de spoorwegpolitie dacht inmiddels te weten wie hij was. Dat ze de bekeuring nooit verzonden, omdat het zinloos was, wist de Kraai niet.
Hij was niet ontevreden over de aanhouding, want ze gaven hem een kop koffie en hij kreeg twee oliebollen die over waren van oudjaar. De twee agenten praatten nog even met elkaar en stonden na vijf minuten op. Ze brachten hem naar het plein voor het station en gaven hem het zakje waar zijn spullen in zaten. Beiden glimlachten en de grootste van de twee zei: “Gelukkig nieuwjaar en tot de volgende keer, Kraai.”
De Kraai wiens leven al jaren voorbij leek te zijn, opende het zakje en wilde de spullen in zijn zakken stoppen. Verbijsterd keek hij naar de twee briefjes van tien euro die hem liggend op zijn schamele bezittingen aanstaarden.
In Amersfoort woonde een meisje van 13 jaar. In de Amersfoortse courant las ze het volgende bericht: ‘Kent u iemand die een kerstpakket goed kan gebruiken, geef dan de naam door aan de Amersfoortse courant.’
Het meisje wist dat er in haar buurt een weduwe met jonge kinderen woonde die het niet breed had. In de winter liepen de kinderen in zomerkleren en in plaats van met maillots, liepen de meisjes met blote benen en hadden ze kniekousen aan.
Het meisje gaf de naam van dat gezin door aan de krant. Niet lang nadat de kerstpakketten bezorgd waren, werd er aangebeld bij het huis van het meisje. Een medewerker van de krant gaf haar een cadeautje en bedankte haar voor de tip. De jongeman zei dat het kerstpakket goed terecht was gekomen.
Vele vele jaren later klonk op een woensdagavond tegen zes uur de deurbel. Het meisje was inmiddels drieënzestig jaar en oma van drie kleinkinderen. Ze leefde van een uitkering en spaarde met veel moeite om haar kleinkinderen een cadeautje te kunnen geven. Toen ze open deed stond een bezorger van de post op haar stoep met in zijn handen een kerstpakket. De vrouw dacht dat het voor een van haar buren was die niet thuis waren. Ze vroeg voor wie het pakket bestemd was.
“Voor u”, zei de bezorger.
“Nee hoor”, zei de vrouw, “ik verwacht niets.” Een werkgever die haar een kerstpakket gaf, was verleden tijd.
De postbezorger noemde haar naam en vroeg of het klopte.
“Dat ben ik”, zei de vrouw.
“Dan is dit toch echt voor u”, zei de bezorger. Ze nam het pak aan en ging naar binnen.
Nog steeds verbaasd over het onverwachte geschenk, opende de vrouw het pakket in de hoop een aanwijzing te vinden over degene die haar dit gestuurd had. In het pakket vond ze een kerstgroet en een briefje waar op stond dat de gever anoniem wenste te blijven, maar dat ze blij was dat ze na vijftig jaar iets terug mocht doen. De ogen van de vrouw werden vochtig en het meisje van dertien in haar keerde in gedachten terug naar toen.
Ik wens iedereen een liefdevolle kerst samen met familie en vrienden. Vergeet niet te denken aan en te doen voor hen die alleen zijn, of die het niet zo breed hebben.
“Paradox” is een directe impressie, geschreven in luttele minuten na het zien van dit beeld. Is wat je ziet ook echt wat je denkt dat het is?
Welke al dan niet schijnbare ongerijmdheden zijn in deze prachtige sculptuur gevangen? Meander zag een meervoudige, mogelijk onoplosbare paradox.
Het foute klimaatdictaat is de nieuwste schande van Nederland. Het bedrijfsleven gesteund door de vier politieke partijen die regeren, legt de rekening van de verduurzaming volledig bij de gewone Nederlander.
Dat energie geld kost en duurzame energie ook, kan geen discussie zijn. De lasten om de verduurzaming te betalen worden echter wederom oneerlijk verdeeld. Met name de inkomens tot 50.000 euro per jaar worden het meest belast. Er wordt geschermd met teruggaven aan het einde van het jaar, maar eerst gaan de kosten fors omhoog. Na een paar jaar wordt die teruggave natuurlijk afgeschaft.
Wie zijn de voordeelplukkers? Dat zijn zoals altijd bij dit kabinet met daarin een prominente rol voor de VVD, de grotere bedrijven. Die profiteren niet alleen van alle nieuwe en extra werkzaamheden om de transitie te realiseren, maar ze hoeven ook niet mee te betalen.
Een slap bonus- malusstelsel dat per saldo geen effect heeft voor het gehele bedrijfsleven, moet de grote vervuilers aanzetten tot verduurzaming. Dat gaat niet gebeuren. Alle afspraken die tot nu toe zijn gemaakt met de grootste vervuilers zijn niet nagekomen.
Het bedrijfsleven betaalt een fooi voor de energie die ze gebruiken. Het gevolg is dat de energielasten van de burger sinds jaar en dag onnodig te hoog zijn. De energiebedrijven moeten hun geld nu eenmaal ergens vandaan halen. Kortom, de consument subsidieert het bedrijfsleven voor de energiekosten. En die lasten worden nog hoger voor de gewone burger.
Als de energiekosten van bedrijven niet verdrievoudigd worden , zullen ze geen enkele reden hebben om over te stappen op groene en goedkopere energie. De grote vervuilers en in hun kielzog de andere bedrijven, zullen een overstap jarenlang traineren en weigeren. Het betalen van de boetes is goedkoper dan meewerken voor de grote klimaatvernielers. Er is geen enkele financiële prikkel om mee te werken aan de verduurzaming van de eigen onderneming.
Wat die bedrijven wel doen, is in hoog tempo de duurzame energiemarkt veroveren. Het gevolg is dat duurzame energie voor huishoudens niet meer goedkoper is, maar duurder wordt.
Bij de VVD is het feest en zijn ze op zoek naar talloze nieuwe kamerleden. De zittende kabinetsleden en kamerleden hebben zich met hun beleid verzekerd van een goed betaalde baan bij een van de door hen gesponsorde bedrijven. En D66, CDA en Christenunie? Die partijen verloochenen zichzelf, hebben geen oog voor het volk en drijven, samen met de VVD, de kiezer in de armen van partijen die ontkennen dat er een klimaatprobleem is.
Als u van uw kinderen en kleinkinderen, ja zelfs achterkleinkinderen en al uw toekomstige nakomelingen houdt, dan weet u wat u te doen staat in maart. Stem op die partijen die hebben aangetoond het milieu, het klimaat en de portemonnee van de burger serieus te nemen. Niet langer op leugens stemmen. Stem niet op lieden die de toekomst van uw nageslacht vernietigen ten behoeve van eigen kort gewin. U kunt er wat aan doen, wanneer u op 20 maart in het stemhokje staat.
Er is géén klimaatakkoord. Er dreigt een klimaatdictaat. En dan?
Doelloos liep Lenie door de volle winkelstraten van het stadscentrum. Het zou haar vijfde kerst zonder Tom worden. In het begin had ze, zei het moeizaam, kerst gevierd met vroegere buren, met vrienden en zelfs een keer in Enschede bij een tante, haar enige overgebleven familielid. Iedere keer als ze thuis was gekomen van die drukke dagen, voelde ze zich meer alleen dan ooit. Het was gezellig geweest, maar ze beleefde het niet echt. Ze was gegaan, omdat ze was uitgenodigd. Vorig jaar had ze alle uitnodigingen afgeslagen, zo ook dit jaar.
Lenie was een rijzige vrouw met donker haar en donkerbruine ogen. Haar oma was een Indonesische die met haar opa was getrouwd toen deze vanaf 1936 als majoor van het Nederlandse leger diende op Java. Ze zag er veel jonger uit dan je zou verwachten.
De muziekkapel van het Leger de Heils stond voor de Hema en speelde er lustig op los. Het ene kerstlied na het andere schalde door de straten van het centrum over de hoofden van de schuifelende, koopgrage massa. Voor de muzikanten stond de bekende driepoot met de ketel waar men een donatie in kon doen voor het kerstfeest van anderen. Lenie aarzelde, maar bleef even staan. Ze luisterde naar ‘Stille nacht’ en ongewild liep er een traan over haar rechterwang. Ze veegde het weg, pakte vijf euro en stopte het biljet in de ketel. Voor ze haar weg vervolgde, bleef ze nog een tijdje staan om te luisteren naar ‘White Christmas’ en naar ‘Jingle Bells’, het favoriete nummer van Tom.
Wat kom ik hier eigenlijk doen, dacht Lenie toen ze weer door de winkelstraten slenterde. Was het maar geen kerst. Ik hoef niets te kopen, ik heb geen afspraken tot begin januari, niemand krijgt van mij een cadeautje en niemand geeft mij een cadeautje. Ze liep terug via een andere straat en kwam langs boekhandel Stumpel. Lenie liep de boekhandel binnen en keek op verschillende tafels. Ze las graag en overwoog zichzelf een boek cadeau te doen. Ze zag een trilogie van een haar onbekende schrijver liggen. ‘Een psychologische thriller over vijf vrouwen’ stond op een bord achter drie stapels boeken. De omslagen van de boeken waren op de kleur na gelijk. In oplopende intensiteit waren de letters en silhouetten op de omslagen lichtrood tot dieprood gekleurd. Het complete setje koste bijna veertig euro. Dat vond Lenie erg duur, maar om een of andere reden stapte ze over dat bezwaar heen en pakte ze een complete trilogie.
Voor de kassa stond een lange rij. Na tien minuten wachten stond ze nog steeds op dezelfde plek. De andere rijen gingen veel sneller, omdat de man die vooraan hun rij stond een gesprek was begonnen met de jongedame achter de balie. Het jonge, nerveuze meisje wist niet hoe ze de man duidelijk moest maken dat er mensen stonden te wachten en keek wanhopig naar haar collega’s, maar die hadden het te druk met hun eigen werkzaamheden.
Lenie zag het, liep naar voren, tikte de man op de schouder en zei toen deze zich omdraaide: “Excuus, meneer, er staat een lange rij achter u. Wilt u alstublieft afrekenen?”
De man keek haar verbaasd aan, aarzelde even en vroeg haar toen: “Lenie? Lenie Schouwaert?”
Om te voorkomen dat het gesprek van de man met de jongedame zich naar haar verplaatste en de rij nog langer zou worden opgehouden, zei Lenie: “Ja. Wilt u afrekenen, dan spreek ik u straks.” Wie is die man?, dacht ze terwijl ze terugliep naar haar plek in de rij.
Lenie kreeg bedankjes van enkele mensen voor haar kordate optreden. Ze zocht na haar trilogie te hebben aangeschaft naar de voor haar onbekende man, die haar blijkbaar kende. De man zat met een vrouw in het koffiebarretje van de boekhandel. Hij stond op toen ze dichterbij kwam. “Lenie Schouwaert”, zei hij. “Ongelofelijk na al die jaren.” Hij omhelsde haar ongevraagd en zoende haar op beide wangen. Met een ruim handgebaar wees hij naar de vrouw. “Ken je Malou nog?”
Lenie keek beduusd van de een naar de ander. “Dag, Malou”, zei ze voorzichtig. “Jou herken ik nog”, zei ze, “maar wie ben jij dan?”, vroeg ze aan de man.
“Thomas Boersma. Herken je mij niet meer?”
Het was alsof Lenie een klap in haar gezicht kreeg. Thom en Tom, het populaire duo op de middelbare school dat van alles uitvrat en zonder enige zichtbare inspanning geslaagd was voor het vwo. Haar eerste liefde was deze Thomas geweest, maar na een paar maanden had Thomas het uitgemaakt en was Tom als vanzelfsprekend op haar pad gekomen. Ze liet zich op de dichtstbijzijnde stoel zakken. Tranen biggelden over haar wangen, omdat haar Tom op slag indringend aanwezig was.
Thomas wist even niet wat hij zeggen moest, maar Malou stond op, ging naast Lenie zitten, deed haar arm om diens schouder en vroeg: “Wat is er, Lenie. Waarom huil je?”
“Ik weet het niet”, snikte Lenie, die een zakdoek pakte, haar tranen droogde en langzaam weer rustig werd. Ze keek naar Thomas en zei: “Je ziet er zo anders uit, maar nu ik het weet herken ik je weer. Thomas wees op zijn verweerde gezicht, wees op zijn baard en zei: “Grijs, oud en een baard, dus zo eenvoudig is het niet om mij te herkennen.” Malou en Lenie lachten.
Malou zei: “Ik herkende hem eerst ook niet hoor.” Malou was klein, leek fragiel, maar was dat geenszins. Ze liep ieder jaar een aantal halve marathons en was trainer bij de plaatselijke atletiekvereniging.
Daar zaten ze, drie klasgenoten van de middelbare school die samen de laatste jaren van het vwo hadden doorlopen.
“Zijn jullie met elkaar getrouwd?”, vroeg Lenie onzeker.
Thomas lachte en zei: “Nee hoor. Malou en ik zijn elkaar tien minuten geleden tegengekomen en vlak daarna zag ik jou. Wat een merkwaardig toeval.”
“Woon je hier?”, vroeg Malou?
Lenie zei: “Al dertig jaar.”
“Dat kan niet”, zei Malou. “Ik woon hier eenentwintig jaar en heb je nog nooit gezien.”
“En ik woon hier drieëndertig jaar”, zei Thomas.
“Er wonen veel mensen en het hangt er maar vanaf waar je woont”, zei Malou. Ze bleken elk in een ander deel van de stad te wonen. De verwondering over het toeval maakte plaats voor hetgeen ze samen deelden.
Herinneringen die werden opgehaald, buitelden over elkaar heen. Ze bestelden een tweede en een derde koffie. Om deze kleine reünie te vieren, namen ze boterkoek bij de derde koffie. Thomas vroeg naar Tom en was ontdaan toen hij hoorde dat die meer dan vier jaar geleden was overleden. Hij vertelde dat zijn man vorig jaar was overleden.
“We zitten alle drie bijna in hetzelfde schuitje”, zei Malou. “Ik ben zeven jaar geleden gescheiden en sindsdien alleen.”
Lenie vroeg wat ze met kerst deden. Ze schrok van haar vraag, maar Thomas en Malou keken er niet van op. Thomas ging de eerste kerstdag naar zijn broer en had de tweede kerstdag geen afspraken. Malou had beide dagen al afgesproken. De eerste kerstdag met haar gezin. Ze had drie kinderen en vijf kleinkinderen. Tweede kerstdag zou ze met haar buren vieren.
“En jij?”, vroeg Malou aan Lenie.
Lenie zei: “Ik ga nergens naar toe. Het lukt me niet zonder Tom. De eerste drie jaar ging ik op alle uitnodigingen in om maar niet alleen te zijn, maar dat voelde niet goed.”
“Ik heb een idee”, zei Malou, die net als vroeger overal oplossingen voor had en steevast de leiding nam.
Tweede kerstdag werd een geweldige dag. Van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat waren ze bij Malou. Ze gingen samen naar de winkel, deden inkopen, deelden de kosten, liepen elkaar te verdringen in de keuken en hadden veel plezier. Het was net alsof ze weer op school zaten.
Malou had haar buren niet afgezegd, maar ze uitgenodigd om er bij te zijn. Ze waren veel jonger dan de drie klasgenoten, maar daar merkte je niets van. Antoinette die links van haar woonde en Geert die aan de andere kant woonde, kenden elkaar van het conservatorium. Geert speelde piano en vroeg of hij op Malou’s piano mocht spelen. Antoinette zong en speelde viool. De prachtige muziek die ze ten gehore brachten, werkte aanstekelijk. Halverwege de avond zongen ze met zijn vijven het ene na het andere kerstlied en genoten allen van een onverwachte en bijzondere tweede kerstdag.
Het drietal sprak af de jaarwisseling bij Thomas te vieren en ze spraken af elkaar wekelijks op woensdag- morgen te ontmoeten in Book & Boon, de koffiebar in de boekhandel waar ze elkaar teruggevonden hadden.
Bernadette had voor het eerst een date met een Chinees. De afgelopen jaren had ze met mannen uit zoveel mogelijk verschillende landen afgesproken. Ze hield haar ervaringen met de mannen bij in een datingdagboek. Sinds ze was gescheiden had ze haar vrijheid ten volle benut. De afgelopen weken waren drie afspraakjes op niets uitgelopen, hopelijk was deze man toeschietelijker. Drie weken geen kerel, het moest niet gekker worden, dacht ze.
Bernadette was met de trein gekomen. Ze had zich uitermate stijlvol gekleed, omdat ze ergens had gelezen dat Chinezen daar van hielden. Ze trippelde op haar hoge hakken door het centrum. Na enkele minuten liep ze de Brasserie in en zag Shao opstaan. Hij maakte een lichte buiging met zijn hoofd, alsof hij een Japanner was en gaf haar een hand. Ze deed haar gezicht naar voren, maar hij zoende haar niet. Ze vond dat hij er heel anders uit zag dan op de datingsite. Sterker, lang, mannelijker en vriendelijk.
Shao zei: “Fijn om elkaar eerst hier te ontmoeten en te lunchen. Wil je iets drinken, Bernadette?”
“Een Rivella graag. Je ziet er goed uit, Shao.”
“En jij bent een erg mooie vrouw, Bernadette.”
Bernadette was geen lange, slanke, Chinese schoonheid, maar een stevige, sportieve, mooie vrouw. Ze was zwemster geweest en had de Olympische Spelen drie keer op een haar na gemist, tenminste dat vond zij.
Het gesprek verliep gemoedelijk. Shao was erg voorkomend en aardig. Hij vroeg haar over haar werk, haar hobby’s, haar lievelingseten en Bernadette vertelde en vertelde. Ze vertelde veel, maar vroeg zelf bijna niets. Ze dacht: Wat een aardige vent en hij ziet er zo goed uit. Na nog een drankje en een kop thee voor Shao zei ze: “Laten we de lunch overslaan. Gaan we naar mijn huis, of nemen we hier ergens een hotel?”
“Ik heb een beter idee”, zei Shao. “We gaan naar mijn huis. Het is groot, van alle gemakken voorzien en ik heb een geweldige Jacuzzi.”
“Dat klinkt veelbelovend”, zei Bernadette.
Shao zei: “Het is wel even rijden. Ik hoop niet dat je dat erg vindt.”
“Welnee, gezellig”, zei Bernadette.
Ruim een uur later reed Shao zijn oprit op. “Wat een toeval dat je naast het grootste en beste Chinese restaurant woont”, zei Bernadette.
Shao glimlachte en zei: “Het is van mij. Ik heb negentien Aziatische restaurants in Vlaanderen en Nederland. Vanavond moet ik er zijn, ga je mee?”
“O, ja. Heel graag”, zei Bernadette, terwijl ze dacht: Dat is niet mis. Misschien interessant voor meer dan een paar nachten.
“Kom”, zei Shao uitnodigend toen ze binnen waren, we gaan naar boven. Ze kwamen op de eerste verdieping en liepen de slaapkamer in die groter was dan Bernadette ‘s huis.
“Wauw”, zei ze. “Wat een grote ramen.” Shao nam haar aan de hand, deed zijn colbert uit en maakte alvast twee knoopjes los. De badkamer was van boven tot onder volledig betegeld met blinkend wit, gepolijst marmer. Het bad was zo groot als haar eigen slaapkamer. Ze verbaasde zich over het feit dat de badkamer twee ramen had van de vloer tot het plafond. Shao zag het en zei dat je door alle ramen van het huis wel naar buiten, maar niet naar binnen kon kijken.
“Grappig”, zei Bernadette ondeugend, dus wat je ook doet, niemand ziet je.
Shao glimlachte en hief zijn handen op terwijl hij ondeugend keek.
Shao hielp haar ongemerkt uit haar kleren, maar trok zelf nog niets uit. Met de afstandsbediening zette hij de kranen van het bad aan, dat in luttele minuten gevuld was.
“Welke olie wil je in het bad?”, vroeg hij.
“Doe maar wat jij lekker vindt”, zei ze.
Hij hielp haar in het bad en legde haar uit hoe de afstandsbediening werkte. Shao vroeg haar of ze een cocktail wilde en zo ja welke.
Bernadette antwoorde” “Een pittige, maar ik laat het aan jou over.”
Terwijl Shao de drankjes ging maken, speelde Bernadette met alle knopjes van de afstandsbediening van de Jacuzzi en wekte zo allerlei bewegingen van het water op. De lavendelolie vermengd met rozemarijn rook sterk. Ze wist niet dat Shao dit deed, omdat Chinezen over het algemeen vinden dat westerlingen stinken.
Shao had zich op een lendendoek na uitgekleed en kwam met een dienblad en twee cocktails binnen lopen. Hij zette het blad op een daarvoor bedoelde uitsparing bij het hoofdeinde aan de rand van de Jacuzzi. Het lendendoekje viel op de grond en Bernadette keek naar de goed geschapen Shao. “Dat ziet er lekker uit”, zei ze.
Shao glimlachte en dankte haar voor het compliment. “Als ik jou zie, mag ik niet klagen”, zei hij. De vaagheid van die uitspraak kwam niet binnen bij Bernadette. Ze giechelde om zijn compliment.
Ze zaten naast elkaar en dronken hun cocktail met kleine slokjes. Tussendoor probeerde ze hem te zoenen, maar verder dan zijn wang kwam ze niet. Ze bracht haar handen in het water doelgericht tussen zijn benen. “Zo, jij hebt er zin in”, zei ze.
“Ja”, zei Shao. “Ik haal een eerst nog nieuwe cocktail voor ons.”
Nadat hij was teruggekomen en hij haar ogenschijnlijk plichtmatig wat had opgewonden en de tweede cocktail door Bernadette was opgedronken, pakte hij haar beet, draaide haar om en nam haar van achteren in een razend tempo. Ze veranderende enkele malen van positie en Shao ging maar door.
Bernadette riep, “Jezus, Shao, dat ging bijna mis. Pas op, straks krijg ik nog een kind.”
Shao haalde zijn schouders op, stopte, pakte de douche en spoelde zichzelf grondig schoon. Hij zei: “Kom we gaan verder in bed.” Bernadette wilde uit bad stappen, maar Shao spoelde haar eerst helemaal schoon. Ze liepen naar de slaapkamer.
Een half uur later lag Bernadette onder de lakens en was soezerig van de inspanningen en het bad. Shao was naar de badkamer gelopen om het bad schoon te maken en alles op te ruimen. Bernadette hoorde hem wel, wilde eigenlijk niet slapen, maar langzaam verdwenen de geluiden naar de achtergrond. Toen Shao binnenkwam sliep ze. Hij glimlachte, streek met zijn hand door haar blonde haren en liep naar de keuken om de glazen om te spoelen en een espresso klaar te maken.
Om zeven uur die avond liep Shao door de keuken van het restaurant. Het was er heet. Shao liep langs alle koks en hulpkoks, foeterde wat en keek in een twee bijzonder grote wokarangs, waarin diverse groenten en een overdaad aan vlees lagen te spetteren in een geurend mengsel van specerijen en hete pepers. Hij was tevreden en liep naar het restaurant dat al bijna vol zat. Een bijna ingehouden glimlach verscheen op zijn gezicht. Hij had een tafel gereserveerd speciaal voor hemzelf en voor zijn gaste. Hij zou haar verrassen met specialiteiten van het huis.
Shao’s zag zijn gaste aan komen lopen en opende de deur voor haar. Hij nam haar mee naar de speciale tafel in de vorm van een driehoek. Hij boog een klein beetje en vroeg haar om te gaan zitten. Het was een vast ritueel op vrijdagavond. Hij keek naar haar en zei: “Ik ben blij dat je er bent, mama.”
Buiten verlichtte het informatiescherm de entree. De tekst op het scherm onder de livestream van een van de twee wokarangs luidde: “Iedere vrijdagavond Wok-specialiteit van het huis met verse groenten en vers vlees.
Godsdienstvrijheid, of godsdienstwaanzin. Als waanzin de vrijheid claimt en uw vrijheid wordt beknot, omdat u tolerant moet zijn voor de intoleranten. Of… wordt de vrijheid gebruikt om waanzin te voorkomen en vrijheid te verspreiden?
Laat iedereen de vrijheid om te denken, te geloven en te voelen wat hij of zij wil, zonder dat hij of zij verwacht, eist, bevecht en afdwingt dat een ander dat ook doet en zonder dat wie dan ook moet leven volgens door een geloof bedachte regels. Niemand hoeft te geloven, maar dat schijnt bij fundamentalisten en intoleranten geen grond te hebben. Vrijheid is er nimmer om die van een ander te beknotten.
Bert lag achterover op zijn bed, reikte naar de afstandsbediening, vloekte toen hij er niet bij kon, kwam overeind, pakte de afstandsbediening, ging weer liggen en bewoog zijn vingers over de toetsen om naar een andere film te zappen. Met zijn andere hand voelde hij even naast zich. Lotte zuchtte en zei: “Schiet op, ik heb geen zin om te wachten.” Ze pakte hem gevoelig beet en kneep even.
“Au, kreng”, riep Bert, waarna hij hard lachte. Hij zocht even in de lijst en koos een van de nieuwste films. De titel van de film was “Grijp je kans.” Hij klikte op OK en zonder een aanloop begon de film direct met een heftige vrijpartij. Ze zagen de rug van een flinke vrouw met lang, roestbruin haar die heftig op en neer bewoog, gezeten op een grote, gezette man. De man en vrouw leken intens met elkaar verbonden. Beeld en geluid ondersteunden die veronderstelling.
Bert was zo verslaafd aan pornofilms dat hij nagenoeg altijd dergelijke films aan had staan, of hij nu aan het klussen of schoonmaken was, koffie zat te drinken of aan het eten was. De geluiden van zijn verslaving vulden de woning, vooral als zijn vrouw niet thuis was.
Al kijkend bewoog Bert zijn vingers over het lichaam van Lotte. “Kun jij dat ook?”, vroeg hij, terwijl hij haar langzaam en zacht opwond.
“Kom maar op”, zei ze. “Maar wel een kwartslag draaien, anders zie ik de film niet.” En zo geschiedde.
De vrouw in de film was achterover gaan liggen. Het enige wat je van haar zag, is niet geschikt om hier te beschrijven. De ene na de andere man dook op haar. Ondertussen deden Lotte en Bert verwoede pogingen om hetgeen zich op het scherm afspeelde, na te bootsen. “Wat een gave film”, brulde Bert. Hij draaide Lotte om en dook bovenop haar.
Na enige tijd zat de dame in de film op haar knieën en begon de zoveelste man aan zijn kans. Ze kreunde amechtig, zuchtte overdreven en leek er maar niet genoeg van te krijgen. Bert en Lotte hadden het moeilijk om de acties in de film te volgen en te imiteren, omdat er vaak en snel werd geschakeld. Toen ze bekaf waren, namen Lotte en Bert een pauze. Ze legden alle kussens achter zich. Bert liep even naar de keuken. Even later keken ze verder naar de fysieke verwikkelingen op het scherm, terwijl ze een biertje dronken en chips aten.
De vrouw in de film klom weer op een man en ging tekeer als een dolle. Plotseling draaide ze zich om en keek recht in de camera. Bert verslikte zich in zijn chips, hoestte, schreeuwde en keek verbijsterd naar het scherm. Lotte keek hem aan, klopte hem op zijn rug en vroeg: “Wat is er?”
“Dat is verdomme Ans, mijn vrouw. Ik dacht dat ze naar de plattelandsvrouwen was. Dit pik ik niet.”
Groningers worden overgeleverd aan de willekeur, grillen en belangen van de overheid. Het wijzigen van de mijnbouwwet heeft maar één doel, het uitschakelen van de privaatrechter.
Als het kabinet zijn zin krijgt, wordt aan alle Groningers met aardbevingsschade definitief een kans op onafhankelijk recht ontnomen. Nu de gaswinning mogelijk op een eind loopt en in 2030 waarschijnlijk naar nul gaat, maar de schade nog jaren en jaren door zal gaan, wil de overheid af van het recht van de Groningers om hun schade te claimen bij de privaatrechter. Waarom? Dat is een goede vraag. Waarom zou de overheid dat willen?
De successen van bijvoorbeeld Leny en Hiltje Zwarberg, of de familie Ubels-Heite, zijn te danken aan het privaat recht. In het geval van Leny en Hiltje Zwarberg gaat het om duidelijke uitspraken van de rechter die evenzo kunnen gelden voor alle anderen. Met of zonder omgekeerde bewijslast is het evident dat wie schade veroorzaakt, die schade moet vergoeden. In het geval van de familie Ubels-Heite heeft het privaatrecht en de op grond daarvan veroorzaakte druk op de NAM geleid tot een schikking. Een schikking, mede gebaseerd op de wens van Albert Ubels en Annemarie Heite om hun leven terug te willen. En er zijn veel meer individuele en collectieve successen.
Waarom wil de overheid er dan vanaf? De overheid wil er vanaf, omdat scheiding der machten via het privaatrecht het beste tot uiting komt en de overheid geen invloed heeft op de uitspraken van de privaatrechter, tenzij ze de wet verandert. En dat is nu precies wat de regering wil. De wet veranderen, omdat de schadevergoedingen en versterkingen kunnen oplopen tot “ongewenst” hoge bedragen en de regering weinig instrumenten heeft om dat te voorkomen.
Na ruim 50 jaar gaswinning en bijna 300 miljard euro baten voor de rijksoverheid, wil de regering de versterking en schadevergoeding regelen via het publiek recht en op die manier beperken.
Er zijn mensen, zelfs deskundigen, die dat een goede weg vinden. Dat de overheid sinds augustus 2012 (aardbeving Huizinge) nauwelijks iets teweeg heeft gebracht, geen enkele afspraak over versterking van woningen heeft gehaald (bij lange na niet), wachtlijsten niet weg heeft kunnen werken en er van enige voortgang of versnelling geen sprake is, is de voorstanders van een publieke regeling ontgaan. Zij beroepen zich op het regelmatig gepresenteerde goede nieuws dat vervolgens in de praktijk weliswaar tot niets leidt, maar daar verdiepen ze zich niet. Ze nemen niet waar dat het aan uitvoering schort.
Alle oude schadegevallen moeten worden afgehandeld, maar dat gaat niet snel genoeg vindt minister Wiebes. Vanwaar die haast? Vanwaar de intimiderende druk die de NAM toepast? Het antwoord is simpel. Lopende zaken vallen niet onder een gewijzigde wet. Hetgeen nogmaals aantoont dat het wijzigen van de wet geen ander doel heeft dan de kosten van herstel en versterking te beperken.
De heer Wiebes (minister van Economische Zaken) heeft veel, heel veel beloofd, maar er is helemaal niets van gerealiseerd tot op heden en het lijkt er niet op dat zijn beloftes waar zullen worden gemaakt. Een van die beloftes is volstrekte onafhankelijkheid, hetgeen bij een publieke behandeling van de schademeldingen en versterkingen niet met droge ogen kan worden volgehouden. In de praktijk blijkt dat de NAM, die zich nergens meer mee mag bemoeien behalve met gaswinning, zich overal mee bemoeit en altijd ten nadele van de slachtoffers van de gaswinning in Groningen. Men is niet in staat om de benodigde versterking te organiseren en derhalve wordt de onafhankelijkheid uit het raam gegooid door adviseurs die met de NAM samenwerkten, of medewerkers van het CVW in te schakelen. Ondertussen wil men van de contra-expertise af.
Op een gehaaide manier worden de Groningers weer in het pak genaaid door een volgende minister en de door hem aangestelde, ja-knikkende paladijnen. Maatschappelijke organisaties die formeel niemand vertegenwoordigen en democratisch niet controleerbaar zijn, maar om onbegrijpelijke redenen altijd weer meegaan met de rijksoverheid, worden gebruikt als legitimatie. Bestuurders van diverse gremia lopen mee en worden beloond met een pot geld van 1,15 miljard euro die kan worden besteed aan overigens belangrijke projecten voor Groningen.
Henk Kamp zei al tegen de benadeelde Groningers en tegen de Tweede Kamer dat een gang naar de rechter moest worden voorkomen (Follow The Money; 3 augustus 2016). De mogelijkheid tot een gang naar de rechter werd gebruuskeerd, hetgeen geheel in strijd is met de uitgangspunten van ons recht. De overheid dient de toegang tot de rechter te bevorderen en niet te belemmeren. De verzekeraars willen Groningers die nog geen rechtsbijstandsverzekering hebben, nog steeds niet verzekeren. Zelfs de provincie Groningen is niet bereid om een fonds ter beschikking te stellen voor mensen die wel willen/moeten procederen, maar dat niet kunnen betalen.
Er is maar een weg om te winnen voor de Groningers en dat is de gang naar de privaat rechter, ongeacht een wetswijziging. Het selectief, regionaal uitschakelen van die delen van het Burgerlijk Wetboek die over schadevergoeding gaan, is in strijd met gelijke behandeling. Het is aan de Tweede Kamer en de Eerste Kamer om de foute (gelegenheids) wijzigingen van de Mijnbouwwet te voorkomen.
De regering kan en zal er alles aan doen om te voorkomen dat de begroting te zwaar wordt belast met consequenties van fouten uit het verleden en het heden. Die rekening wordt bij de Groningers neergelegd. Geld is belangrijker geworden dan recht en gelijkberechtiging. De trias politica wordt sluipend afgebroken en de Groningers worden overgeleverd aan de overheid, zonder enige zekerheid.
Ze keek naar buiten vanuit haar riante appartement op de begane grond van de voorste van een drietal flats aan het water, wachtend op het vervolg van het gesprek met de schrijver over “Almere Mijn Thuis” voor Suburbia.
Louise Gregoire was gelukkig in en met haar woning. Uitzicht over het IJmeer, een strandje aan de achterkant, talloze konijntjes in het gras en stilte. Een rustplek in haar huidige bestaan al hield ze er niet van om langer dan een dag alleen te zijn.
Ze was een uur geleden thuis gekomen van de golfbaan, waar ze haar mannetje stond, of… moet je tegenwoordig vrouwtje of mensje zeggen? Omdat het haar te lang duurde tot de schrijver arriveerde, liep ze naar buiten om te kijken waar hij bleef.
De schrijver kwam en keek naar Louise die hem stond op te wachten. Hij had haar een week eerder al gesproken.
Fragiel en sterk, kwetsbaar, maar hard voor zichzelf. Verdriet en blijdschap ineen. Een mooie vrouw met een impressief, getekend gelaat. Tekening, niet van ouderdom, maar door levenservaring en een voortdurend actief leven. De witte, af en toe zacht dansende haren, bekroonden haar karaktervolle gezicht. Louise’s blik zei genoeg. Ze wilde praten, vertellen, delen en meedoen.
De charmante tongval van de tachtigjarige Zuid-Limburgse en haar zorgzame gedrag droegen er toe bij dat de verteller niet anders kon dan vanaf het eerste moment van haar houden. Wat een mooi, lief en bijzonder mens.
Ze liepen naar binnen.
“Wil je koffie, thee of iets anders?” vroeg Louise.
“Thee, alsjeblieft”, was zijn antwoord.
Louise liep naar de keuken.
De schrijver keek om zich heen. Hij zag stilistische, abstracte beelden en enkele schilderijen die Louise had gemaakt. Geduld en intensiteit spraken uit de verschillende werken.
Louise kwam met twee bekers naar de keukentafel. De bekers waren gevuld met heet water en een theezakje. Toen ze vond dat de thee sterk genoeg was, probeerde ze met haar zogenaamde vuurvaste vingers de theezakjes er uit te wippen. Eentje stribbelde meermaals tegen, dus daar kwam na een aantal vergeefse pogingen een lepeltje aan te pas.
Het gesprek dat ze voerden was niet alleen in tekst, maar ook in vorm en interactie een vervolg op het eerste gesprek. Ze hadden elkaar zoveel te vertellen en de ontmoeting bleek veel meer te zijn dan een interview voor een goed verhaal. Het gesprek golfde op en neer en ze sprongen van de hak op de tak, maar een verhaal was het en een verhaal werd het.
Louise is een meisje uit Geleen, geboren in 1938, vlak voor de oorlog. Via vele omzwervingen kwam ze met haar man in Almere terecht. Omzwervingen die vanaf 1977 te typeren zijn met de quote “Het bier achterna”, maar dan anders dan de lezer wellicht in eerste instantie zou denken.
Louise vertelde dat ze sinds 2001 in dit appartement woonde. In 1994 was ze met Peter, haar man, naar Almere verhuisd, omdat hij een internationale functie kreeg bij Heineken en derhalve vaak vanaf Schiphol naar ergens in Europa moest vliegen om brouwerijen te bezoeken.
Ze gingen in de Stedenwijk van Almere wonen. Helaas overleed Peter op jonge leeftijd in 1998. Ze woonden toen drie-en-een-half jaar in Almere. Na nog eens drie-en-een-half jaar verkocht Louise het huis in de Stedenwijk en verhuisde naar het comfortabele appartement vlakbij jachthaven Marina Muiderzand.
Peter werkte vanaf zijn vijftiende ondergronds in Staatsmijn Maurits1 te Lutterade. Van meet af aan doorliep hij cursussen om hogerop te komen. Hij voldeed zijn dienstplicht als marinier en keerde daarna terug naar Staatsmijn Maurits
In 1964 leerden Louise en Peter elkaar kennen tijdens een autorally. Exact een jaar later werd er getrouwd. Louise werkte toen in een boekhandel in Geleen. Omdat ze in haar ogen niet snel genoeg zwanger werd, begon ze aan een opleiding voor schoonheidsspecialiste.
In 1967 werd Peter opzichter in de Staatsmijn, maar in dat zelfde jaar werd Staatsmijn Maurits als eerste mijn gesloten, tot grote opluchting van Louise.
Na de sluiting van de mijn kreeg Peter het aanbod van Staatsmijnen om werktuigbouwkunde te gaan studeren aan de HTS. Een kans die hij met beide handen aangreep. In die tijd woonden ze in Geleen. De omscholing duurde twee jaar. Het beviel Peter zo goed dat hij naar de TH in Eindhoven ging om verder te studeren. Louise opende in die tijd haar schoonheidssalon in Geleen. De opleiding tot schoonheidsspecialiste was zo effectief dat ze zwanger werd. In 1970 werd hun zoon geboren.
Het stel verhuisde in 1973 naar Brummen. Toen Peter anderhalf jaar later een baan kreeg in Emmen, verhuisden ze naar het Drentse Borger. De schoonheidssalon werd eerst voortgezet in Brummen en daarna in Borger. In Geleen liep de salon als een tierelier, maar in Brummen en Borger kwam die niet echt van de grond. Toen Louise veel later in Nigeria de enorme verschillen zag tussen de weelde van de salon en de armoede daar, besloot ze definitief te stoppen met haar werk als schoonheidsspecialiste. Niet dat daardoor iets veranderde, maar voor haar gevoel vond ze dat het niet klopte.
In 1977 kreeg Peter een betrekking bij Heineken. Zo begon een tijd waarin het stel dan weer hier en dan weer daar woonde. Na Borger woonden ze eerst in Lagos de hoofdstad van Nigeria en vervolgens in Odoorn, Helvoirt, Burlington (Canada), Singapore en Noordwijk. Zeventien jaar later, vanaf september 1994 woonden ze in Almere.
Hun reislust werd door al deze avonturen gestimuleerd en ze bezochten in hun vakanties zo’n veertig landen over de gehele wereld. Louise is ook na 1998 nog vaak op reis gegaan, zoals naar Antarctica, wat een heilzame vakantie was voor geest en lichaam.
“Peter is veel te vroeg overleden”, zei Louise tegen de schrijver. Het verdriet en het gemis sloegen diepe wonden en lieten voelbare littekens na. Nog steeds, zoals meermaals blijkt uit haar woorden.
Louise zei: “Hij was de perfecte man voor mij.” In die ene zin en in de manier waarop ze het vertelde, proefde je het gemis, maar ook onnodige bescheidenheid, alsof zij minder perfect was geweest voor hem, maar dat kon geenszins het geval zijn geweest als je de foto’s zag in het boek dat ze speciaal voor hun enige zoon over haar man heeft geschreven.
Louise’s zoon woont met zijn vrouw en met Louise’s kleinzoon in New York. Ze ziet hen niet vaak, vindt dat een groot gemis, maar gunt hen hun bijzondere leven van harte.
Vanaf 1998, het jaar waarin Peter overleed, was Louise zeer uithuizig. Ze kon haar draai in haar eentje niet vinden. Toen ze in 2000 in Antarctica was, kwamen de emoties terug die ze tijdens Peters laatste jaar in een denkbeeldige kast had gestopt. Vanaf dat moment begon ze meer en meer haar weg te vinden in Almere. Dankzij nieuwe vrienden in Almere ontdekte ze Eindig Laagland, Aldichter en het vrijwilligerswerk in Almere. Deze activiteiten en de aanloop naar het nog te bouwen appartement hielpen haar om haar leven opnieuw in te richten.
Louise werd steeds actiever in Almere, vooral nadat ze in 2003 in contact was gekomen met woonzorgcentrum Archipel4 in de Literatuurwijk. Men had haar gevraagd om eens per week de krant voor te lezen, maar na de eerste keer had ze de “luisteraars” gevraagd of ze het wel zinvol vonden, omdat al dat nieuws al op televisie was geweest. Ze stelde voor om samen te zingen en zo ontstond een koor van ouderen die in de Archipel woonden. Na acht jaar wilde ze wat anders en anderen zetten het koor voort. In de Archipel zingen ze nog steeds, bijna iedere vrijdag.
In 2000 vroeg iemand van Waterlandse tuinen of enkele van haar beelden geëxposeerd mochten worden. Ze had geen idee hoe ze bij haar terecht waren gekomen en dat weet ze nog steeds niet. Toen de expositie werd geopend bleken tot haar verrassing gedichten van de Almeerse kunstenaar Hein Walter2 bij haar beelden te staan. Zo ontstond een vriendschap voor het leven tussen deze twee, cultuurlievende Almeerders.
Hein Walter vroeg haar voor verschillende projecten als vrijwilliger, zowel in Almere als in andere steden. Het paste Louise uitstekend, omdat ze al vanaf haar vijfendertigste vrijwilligerswerk deed.
In 2009 werd ze op verzoek van Hein Walter secretaris van de stichting Zijderups3, omdat er een stichting met een bestuur nodig was om subsidie en andere middelen te verkrijgen. Middelen, die in combinatie met vele uren vrijwilligerswerk, werden besteed om talloze ouderen te activeren creatief bezig te zijn en kunst te maken. Het accent lag daarbij op het begeleiden en activeren van dementerende ouderen. De functie van secretaris was voor Louise niet genoeg, daarom is ze ook als vrijwilliger actief voor projecten van Zijderups.
Naast haar culturele vrijwilligerswerk vult deze Duracell-grootmoeder en bevlogen kunstenares haar dagen met fietsen, golf, piano spelen, bridge, zwemmen, Tai Chi, lezen en vrijwilligerswerk voor onder andere Vis à Vis. Louise is lid van het Grootkoor Amsterdam dat optreedt in het Concertgebouw te Amsterdam. Vervelen doet ze zich zeker niet.
Vanaf 2000 heeft Louise gaandeweg van Almere haar thuis gemaakt en is ze een echte Almeerse geworden.
De klaterende waterval aan liefde die ze betoont aan haar man Peter tijdens het gesprek, maakten het de schrijver af en toe knap moeilijk. Hij las een tweetal stukken uit het boek over Peter. Het boek dat Louise schreef voor haar zoon. In het laatste hoofdstuk vertelde ze haar zoon waarom ze het voor hem geschreven had.
De schrijver moest meer dan eens slikken en voelde de eerlijke emotie aan de andere kant van de tafel.
Louise Gregoire, een Almeerse met een mengeling van uitersten, die het ene moment samen-smelten om vervolgens afzonderlijk en expressief naar voren te komen. Ze is vrolijk, actief en positief, maar heeft soms oprecht intens verdriet. Verdriet dat er mag zijn, want ze mist Peter. De manier waarop Louise dat doet en beleeft, is een onvoorwaardelijke en hartstochtelijke uiting van ultieme liefde.