Zonder toekomst…?

Zonder toekomst…?

Timo stapte als een van de laatsten uit de overvolle trein en schuifelde achter in de duwende groep forenzen over het perron naar de plek waar de gehaaste massa de trap naar de hal verhulde. Hij liet de meeste mensen voorgaan en daalde toen langzaam de trap af. Hij liep door de hal naar de poortjes om uit te checken en slenterde het station uit, op weg naar het zoveelste uitzendbureau. Op zoek maar werk, zoals hij dat al meer dan vier jaar deed.
Zijn vertrouwen in een stralende toekomst was verdampt. Afgestudeerd als historicus met een prachtige cijferlijst, was hij vol goede moed op zoek gegaan naar een uitdagende baan. Na twee jaar begreep hij dat zijn intelligentie en persoonlijkheid er niet toe deden. Hij had het verkeerde vak gestudeerd, was een vaak gehoorde reactie.

Timo liep over het Damrak, langs de vele winkels en restaurantjes, tot hij bij het uitzendbureau was. Half negen. Een half uur te vroeg, dan maar even een cappuccino pakken bij Krasnapolsky. Een norse ober bracht hem de cappuccino en morste daarbij op het schoteltje, toen hij de cappuccino te hard op het tafeltje neerzette. Zonder iets te zeggen draaide de ober zich om. Timo haalde zijn schouders op en dacht: wat een boer. Hij pakte een krant en zag de koppen. Wat een ellende overal, dacht hij. Rellen in Parijs en Marseille. Alweer meer werklozen, vooral onder jongeren. Hij had bij de Sociale Dienst gevraagd of hij zich kon laten omscholen, maar het antwoord was nee. Hij moest blijven solliciteren. Omscholen kon niet, daarvoor was hij te kort geleden afgestudeerd. En dan vonden ze het raar dat hij geen werk vond, dacht hij voor de duizendste keer. Hij nam een slok van zijn cappuccino en keek verveeld voor zich uit.

Timo werd steeds chagrijniger en dacht aan morgen. Dan moest hij verplicht vrijwilligerswerk doen als maatschappelijke tegenprestatie. Verkapt werken met behoud van uitkering, dat was het. Hij had er de schurft aan. Zes uur ouderen in rolstoelen heen en weer rijden. Van en naar hun kamer, soms naar buiten, maar meestal naar de activiteitenruimte, of het restaurant. Twee keer per week moest hij opdraven.
Hij had de hoop om aan het werk te komen inmiddels opgegeven. In het begin had hij nog thuis nog veel zitten studeren. Hij had wilde zich verder specialiseren in de Vaderlandse geschiedenis en de relatie met de Europese ontwikkeling, maar na twee jaar raakte hij zo gedemotiveerd, dat hij het niet langer volhield. Televisie kijken, ongezond eten, boos zijn, vrijwilligerswerk doen en werk zoeken. Dat was zijn leven. Dat wil zeggen hij fietste veel en liep hard. Vier keer per week tien tot vijftien kilometer. Hij trainde voor een marathon, maar ook hiervoor kon hij zich niet iedere week voldoende motiveren.

Het was bijna tijd, zag Timo, daarom liep hij naar de bar om af te rekenen. De ober zag hem aankomen, keek hem aan, draaide zich om en liep de keuken in. Na een paar minuten kwam de man terug en legde zonder iets te zeggen het bonnetje voor Timo’s neus. Timo betaalde precies gepast, wat hem op een afkeurende blik kwam te staan, maar dat zag hij niet.
Hij pakte zijn tas, keek op zijn Nokia en zag dat hij al te laat was, maar wat maakte het uit. Het werd toch weer een zinloos bezoek. Hij liep langs de Bijenkorf, stak over en aarzelde even toen hij de deur van het uitzendbureau open wilde doen. Ik kan ook naar huis gaan, dat scheelt een overbodig en irritant gesprek, dacht hij. Hij duwde de deurkruk naar beneden en liep toch naar binnen.

“Goedemorgen”, zei een jonge vrouw met een brede lach die van haar gezicht spatte. “Jij bent vast Timo. Fijn dat je er bent. Ik ben Muriël Cijntje. Wil je iets drinken?”
“Ehh, ja, ehh”, stamelde Timo, overrompeld door de vriendelijke, vrolijke ontvangst en onder de indruk van Muriël met haar lichte teint, donkerbruine ogen en sympathieke glimlach.
Ze liep om de balie heen en gaf hem een hand. “Loop maar even mee, dan halen we het samen.” Ze keek hem van opzij aan. Timo zag dat ze haar wenkbrauwen licht optrok en haar glimlach bewoog bijna onmerkbaar. Omdat Muriël thee nam, deed hij dat ook. Daarna liepen ze naar een spreekkamer. Muriël liep even weg om een paar documenten te halen.

“Geweldig, Timo. Een historicus. Die hebben we hier nog niet gehad en je komt precies op tijd.”
“Op tijd?”, vroeg Timo.
“Dat komt straks. Even kijken. Timo de Monteiro. Vijfentwintig jaar. Doctoraal geschiedenis.” Ze keek hem even aan en hij keek terug in haar glinsterende ogen. “De Moreiro, is dat Portugees?”, vroeg Muriël.
“Ja”, zei Timo. “Mijn betovergrootvader was Portugees en is toen hij twintig was geëmigreerd van Portugal naar Curaçao. Mijn opa kwam een Nederlandse vrouw tegen en is in 1960 met haar naar Nederland gekomen.”
“Bo papia Papiamentu?”, vroeg ze.
“Nee, spreken niet, maar ik kan het wel een beetje verstaan.”
“Grappig”, zei ze, terwijl ze voorover leunde. “Mijn ouders komen van Curaçao en Aruba.”
Timo vond Muriël erg leuk en genoot van het gesprek. Hij vroeg: “Heb je werk voor me?”
“Laten we eerst nog een kop thee halen”, zei ze, terwijl ze opstond en met twee handen haar donkere, sluike haar naar achteren over haar schouders schoof.

Ze liet hem voorgaan bij de automaat en stond achter hem. Hij voelde haar zachte aanraking, toen ze met haar arm zijn bekertje beter onder de automaat zette. Wat een leuke meid, dacht Timo.
Toen ze weer zaten, zei Muriël: “Het Rijks zoekt een historicus voor het beheer van de bibliotheek, het adviseren van specifieke bezoekers, het doen van onderzoek en het schrijven van publicaties. Je lijkt me erg geschikt, bovendien heb je veel artikelen geschreven, zag ik.”
Timo vertelde wat hij had gedaan en Muriël stelde vragen. Ze vroeg hem wat hij verder deed in zijn vrije tijd en toonde begrip voor het feit dat hij het vrijwilligerswerk zat was.
Timo wist niet wat hem overkwam. Een baan Een leuke vrouw, die hem ook wel leuk vond, tenminste zo leek het. Wat gebeurde er allemaal? Liep hij te hard van stapel?
“Lijkt me een fantastische baan”, zei Timo om bij de les te blijven. “Wat moet ik er voor doen?”
“Ik bel even om te kijken of we gelijk langs kunnen komen”, zei Muriël. “Zij hebben haast.”

rijks

Drie uur later liepen ze het Rijksmuseum uit en had Timo in principe een jaarcontract op zak. Wat een verschil met vanmorgen dacht hij. En wat is Muriël goed in haar werk. Geweldig. Hij keek eens naar haar en zij keek terug. Iets te lang, dacht hij.
“Zullen we ergens verlaat lunchen?”, vroeg Timo. “Ik trakteer.”
“Graag, Timo, maar ik trakteer. Ik heb een goede baan en jij begint pas met geld verdienen.”
“Ja maar”, protesteerde Timo.
Muriël zei: “Ik wil heel graag met je lunchen, maar deze is voor mij. De volgende keer is voor jou.”
De volgende keer?, dacht Timo. Hij merkte dat hij bloosde en keek zo goed en kwaad als dat ging om zich heen.

Ze lunchten in een klein eetcafeetje op de Prinsengracht en kletsten onderwijl honderduit, tot Muriël riep: “Shit. Ik moet snel terug. Mijn volgende afspraak is er al over een kwartier.”
“Ga maar gauw. Ik  betaal wel. Ik vond het erg fijn en heel erg bedankt.”

Toen Muriël bij de deur stond, draaide ze om en liep terug. “Ik vind je erg leuk en zou graag nog eens afspreken. Bel je mij?”
Ze gaf hem drie zoenen op zijn wangen en liep weg, een stomverbaasde, verbouwereerde, maar ook opgetogen Timo achterlatend. Ze rende naar een tramhalte, omdat de tram die ze moest hebben er aan kwam.

Na enige tijd kwam Timo bij van het verschil tussen dag en nacht, op deze verrassende, zevende mei. Hij rekende af en besloot naar het station te lopen, want de toekomst lachte hem eindelijk toe, het was mooi weer en hij had alle tijd. Maandag de twaalfde zou hij beginnen als historisch adviseur en wetenschappelijk onderzoeker bij het mooiste museum van Nederland. Hij nam zich voor Muriël vanavond al te bellen. Wauw wat een vrouw.

Het was druk en hij moest goed oppassen. Auto’s en fietsen reden door rood. Ontelbare voetgangers deden lopend hetzelfde. Typisch Amsterdam, dacht Timo, die ineens in alles het positieve zag. Een tram kwam met rinkelende bel voorbij. Een voetganger sprong nog net op tijd weg. Timo lachte om de geschrokken man, die tierend en vloekend de trambestuurder uitschold, maar die hoorde het niet, want de tram was zonder te stoppen al doorgereden.

Via het Leidseplein liep hij de Leidsestraat in, om vervolgens via het Koningsplein en het Spui door te steken naar het Rokin. Hij voelde zijn telefoon trillen. Een app. Nee, drie. Hij keek er naar en glimlachte. Het was Muriël. Wat een doortastende dame, dacht hij.
Timo keek even op toen hij de Kalverstraat kruiste, wurmde zich door massa toeristen en zag het Rokin op vijftig meter afstand voor zich.

gvb822 spui rokin

“Vanavond?”, was het eerste appje. “Pacifico, Warmoesstraat?”, de tweede. En de derde sloeg alles. Muriël had hem een kloppend hart als icoontje gestuurd. Hij voelde van alles, maar wist tegelijkertijd niet meer hoe hij het had. Enigszins verdwaasd liep hij verder, kwam tot de conclusie dat hij smoorverliefd was en zij ook. Ze waren als een blok voor elkaar gevallen. Verliefdheid is gevaarlijk, dacht hij nog. Toch lette hij niet op het verkeer.

Iemand gilde, de luid rinkelende bellen van twee trams klonken. De trams probeerden nog te remmen. Meer mensen gilden en schreeuwden, toen beide trams met een klap tot stilstand kwamen, precies op het zebrapad. Vijf minuten later kwam de ambulance met hoge snelheid en loeiende sirenes aan rijden. Het zag inmiddels zwart van de mensen, waarvan velen het niet konden laten om het slachtoffer te filmen en te fotograferen. Politieagenten hadden hun handen vol om de sensatiebeluste menigte weg te duwen.

Die avond zat Muriël in Pacifico. Ze zag er schitterend uit in haar donkerblauwe, licht glinsterende jurkje. In haar ogen blonken tranen. Ze luisterde en luisterde en hield zijn handen stevig vast. Timo vertelde beschaamd, hoe hij met zijn verliefde hoofd bijna, door niet één, maar twee trams was overreden. Omdat iemand anders twee meter voor hem had gelopen, was die man door beide trams geraakt en met een ambulance afgevoerd.
Als die man daar niet had gelopen, was ik er niet meer geweest, dacht hij, maar hij zei het niet, omdat hij zag wat hij wilde zien en hij wilde dat niet bederven.
Muriël stond op en boog zich over de tafel naar Timo. Ze kuste hem zacht en lang op zijn mond. Een traan liep traag over haar wang. “Ku Dios ke, mi dushi”, zei ze zacht.

 

Meander

Coração

Geef een reactie