Democratie, of Lobbycratie?
In de ouderwets ingerichte, sfeervolle lounge van het hotel aan de Grote Markt, zat een man geconcentreerd in zijn stukken te bladeren, onderwijl veinzend hetgeen om hem heen gebeurde niet op te merken. Hij droeg een donkerblauwe broek en een bijpassend colbert met daaronder een opvallend, blauw shirt met een dubbele kraag, waarvan de binnenste rand lichtbruin was. Het lichte bruin kwam terug op de rand van het borstzakje, in de knopen en in de dubbele manchet. Zijn schoenen waren lichtbruin en pasten bij het colbert. Hij droeg een relatief grote, ronde, zwarte bril en had een serieus, welhaast streng voorkomen, wat geaccentueerd werd door zijn zwartgrijze, krullende haar en zelfverzekerde blik.
Er kwam een bediende naar hem toe en hij keek op. Een glimlach brak door op zijn gezicht toen hij de jonge, blonde vrouw zag. Ze vroeg hem of hij nog een kop koffie wilde, of iets anders. Hij bestelde een cappuccino en om haar een plezier te doen, nam hij er appeltaart met slagroom bij. Wel wat vroeg om half negen, zo vlak na het ontbijt, maar ze was gewoon te mooi om waar te zijn en daar wilde hij iets tegenover stellen. Hij keek haar na tot ze uit beeld verdween en dook weer in zijn papieren.
Vandaag was hij te gast op een symposium over democratie, of beter gezegd lobbycratie. Een kritisch symposium, waarvan de organisatoren van mening waren dat de democratie stap voor stap werd uitgehold. De regering deed er alles aan om zaken buiten het parlement om te regelen en de lagere overheden voor voldongen feiten te stellen, vonden ze.
Zijn inbreng betrof de wijze waarop lobbyisten te werk gingen en hij kon er over mee praten na zestien jaar ervaring in het internationale lobbycircuit. Hij had vorig jaar zijn lidmaatschap van het genootschap Quid sit Bonum opgezegd. Het genootschap was een soort vereniging van lobbyisten, zonder dat ze zich zo noemden. De term die men onderling hanteerde was politiek, facilitair medium. Ondertussen werd de organisatie vooral gebruikt om de onder zware toelatingseisen geaccrediteerde leden te instrueren in de nieuwste methoden om de politiek te beïnvloeden. Ze deden steeds vaker voorstellen en aanpassingen voor wetten, verkiezingsprogramma’s en regeerakkoorden. Sinds enkele jaren suggereerden ze op intensieve en indringende wijze, methoden die de besluitvorming over wetgeving en budgetten buiten het zicht en de controle van het parlement brachten.
De tweeënzestigjarige, erudiet ogende man was van plan om vandaag het schandelijke gedrag van zowel de lobbyisten, als van politici en ambtenaren aan de kaak te stellen. Het feit dat ambtenaren en vooral de top van de vierde macht een cruciale rol speelden, verdiende meer aandacht, veel meer aandacht. Het leek er in zijn ogen vaak op, alsof die lieden, in plaats van de gekozen volksvertegenwoordigers feitelijk het land bestuurden. In zijn ogen moest er een einde komen aan de manier waarop grote ondernemingen invloed konden uitoefenen, met een kracht vele malen groter dan die van het electoraat.
Corruptie was van alle tijden en alle landen, maar de geniepigheid zat hem naar zijn mening in de nieuwe methoden. Er werd niet met geld geschoven en concrete afspraken waren niet traceerbaar. Toezeggingen geschiedden mondeling en bestonden uit afspraken over een overmatig goed betaalde baan na een politieke of ambtelijke carrière, afspraken over lucratieve opdrachten voor een later op te richten adviesbureau, of afspraken over zinloze lezingen op symposia voor een exorbitant bedrag en andere formeel legale opties. Want dat was de systematiek: ‘Alles binnen de wet.’ Het bleef natuurlijk omkoping, maar dat was niet te bewijzen, temeer daar de verdeling van de afspraken zo werd geregeld dat nagenoeg geen directe relatie was met de portefeuille van de betreffende politicus, of topambtenaar.
Hij had het in die zestien jaar zien veranderen van voorzichtig en soms angstvallig lobbywerk naar zelfverzekerde beïnvloeding van beslissers. Zelfverzekerdheid die was doorgeslagen naar schaamteloze arrogantie en verblinding. Men zag de eigen fouten niet meer en het begrip immoreel lag ver van hun bestaan. Onderling vonden ze dat ze tot het meest integere deel van de bevolking behoorden. Ze beschouwden zichzelf als een gerespecteerde beroepsgroep, die er verantwoordelijk voor was dat de economie niet te gronde werd gericht en de belangen van hun opdrachtgevers niet werden geschaad door futiliteiten als verkiezingen, of de wil van het volk.
Hij schrok op uit zijn mijmeringen en keek naar zijn papieren. Hij had een hekel aan voorlezen en checkte zijn A4’tje met steekwoorden. Tevreden over de titel deed hij zijn spullen in zijn tas en stond op om naar het dominante gebouw op het plein te lopen waar het symposium werd gehouden, in de wetenschap dat de aanwezigen het op voorhand al met hem eens waren. Er zou volgens hem niets veranderen, omdat de macht was doorgeslagen naar de pseudo-democratie van marionetten. En het volk? Ach dat hij verder dan “ik stond er bij en ik keek er naar” komen die ook niet meer.
De lobby van ondernemers is sterker en belangrijker dan de uitslag verkiezingen. Klik HIER.
https://www.nu.nl/politiek/5000171/rutte-erkent-gesprek-met-vno-ncw-en-shell-afschaffen-dividendbelasting.html
Eén gedachte over “ Democratie, of Lobbycratie?”
Eerlijkheid en politiek…dan is die appeltaart authenthieker.
Er mag best wel verandering in komen en daar is deze tijd wel een keerpunt in…
Zal wel even duren. Ik ga dan ook maar niet in de politiek.
mooi geschreven stuk Folkert met de sfeer van vergadertaal en toch doorheen te komen 🙂