Oma’s Groentesoep

Oma’s Groentesoep

Cristina pakte haar tas in, liep naar de kapstok en deed haar jas aan. Ze zei haar collega achter de balie gedag en trok de deur naar buiten open. Ze merkte dat haar maag protesteerde en dat ze stevige trek had. Eigen schuld, besefte ze. Had ik tussendoor maar moeten eten.
Cristina werkte in het ziekenhuis op de afdeling neurologie. Haar dienst was eigenlijk al om zes uur geëindigd, maar zieke collega’s en een spoedgeval hadden haar nog een paar uur bezig gehouden.
Kwart over negen, zag ze op haar horloge en het was al bijna donker. Snel naar huis fietsen en dan een lekkere kop groentesoep, dacht ze.

De man reed van het fietspad rechtsaf het zandpad op. Vijftig meter verder zette hij de gestolen fiets tegen een boom, net voorbij een bocht. Zijn zwarte kleding maakte hem nagenoeg onzichtbaar, maar voor de zekerheid trok hij een bivakmuts over zijn hoofd.
Voorzichtig liep hij terug naar het fietspad dat door het Maria Hendrikapark liep. Rechts van het zandpad verschool hij zich in de struiken die langs het fietspad stonden. Vanuit zijn schuilplaats keek hij voorzichtig of de kust veilig was. Toen hij niemand zag, ging hij aan de rand van het fietspad staan om aankomend fietsverkeer op tijd te zien.

Cristina fietste door het hek van het ziekenhuis en sloeg linksaf het fietspad op. Ze reed stevig door, want acht kilometer was een flink eind fietsen zo laat op de avond. Het fietspad lag naast een drukke weg en verderop wilde ze bij de rotonde rechtsaf slaan om door het park te rijden. Het fietspad door het park verkortte de route met ruim een kilometer. Ze had gehoord dat de afgelopen maanden verschillende vrouwen waren aangerand of verkracht, maar dat zou haar niet overkomen. Dat wist ze zeker.

Er kwam iemand aanrijden, zag de man, waarop hij zich terugtrok in de struiken. De fietser kwam steeds dichterbij. Het was een jongen van een jaar of zestien, zag de teleurgestelde smeerlap. Hij liet hem rijden, want hij had het niet op mannen of jongens voorzien. Zijn prooi was steevast een jonge vrouw.

De man schrok, omdat hij plotseling naderende stemmen hoorde. Een man en een vrouw kwamen met twee Rottweilers het zandpad aflopen. Ze waren zo druk in gesprek, dat ze geen acht sloegen op het aanzwellende gegrom van de honden, die de verborgen verkrachter hadden geroken. De man was doodsbang voor honden en hield zich muisstil. Tot zijn grote opluchting liepen het tweetal door, maar de honden bleven grommen. Hun baasjes riepen iets en trokken hard aan de riemen. De Rottweilers liepen onwillig met hen mee.
Vlak daarna zag de verstopte aanrander een vrouw voorbij rijden. Hij wilde er achteraan rennen, maar realiseerde zich dat het stel met de honden nog te dichtbij was.

Groentesoep

Cristina reed het park in. Het fietspad was redelijk verlicht, maar toch verhoogde ze haar snelheid, want het leek er op dat het mistig begon te worden. Stom, dacht ze, was ik hier maar niet langs gegaan. Ze overwoog even of ze terug zou gaan, maar reed toch maar zo snel mogelijk door. Ik rijd zo hard als een kerel, dus niemand doet me wat, maakte ze zichzelf wijs. Ver voor haar reed nog iemand.

Weer kwam er iemand aan fietsen en de geduldige jager stond klaar om toe te slaan. Hij trok zich net op tijd terug. Een oudere vrouw op een elektrische fiets kwam voorbij. Zo’n ouwe taart, daar had hij geen zin in. Hij keek in de richting waar de vrouw vandaan kwam en zag het licht van de volgende fiets.

Cristina voelde zich steeds ongemakkelijker, zo alleen. “Ach”, zei ze tegen zichzelf, “doorrijden. Op naar de groentesoep.”
Op dat moment sprong er een donkere, lange, slungelige gedaante op het fietspad. In plaats van te stoppen, probeerde ze te versnellen, maar eenmaal naast haar belager, kreeg ze een harde duw. Cristina viel op de grond, krabbelde snel overeind en zei: “Rot op.” Tegenover haar stond een man, dat kon ze aan zijn stem wel horen.
“Doe wat ik zeg, anders steek ik je overhoop”, schreeuwde de man, die een groot, roestvrijstalen slagersmes in zijn hand had. “Loop voor mij uit tot ik zeg dat je kunt stoppen. Maak je kleren alvast maar los. Ik beloof je dat je het lekker gaat vinden.”
Cristina merkte dat ze niet bang was, maar boos. Ze trilde over haar hele lichaam van woede. “Laat mij gaan, gek”, riep ze.
De man kwam met geheven mes dichterbij. “Luisteren, kreng. Uitkleden. Je krijgt wat je verdient, kutwijf.” Hij stond vlakbij haar, pakte haar beet en probeerde haar jas open te trekken.

Een kwartier later reed een fiets weg. Eerst langzaam, maar uiteindelijk steeds sneller. Het rode achterlicht vervaagde en verdween definitief uit zicht toen de fietser rechtsaf sloeg.

Tegen elf uur zat Cristina half opgerold op haar bank met een warme, geurige bak groentesoep volgens oma’s recept. Dikke vermicelli, doorgekookte groenten, veel tuinkruiden, zacht rundvlees en oversized gehaktballetjes, precies zoals haar Oma haar dat geleerd had. Ze had eerst gedoucht en daarna haar jas, broek en shirt in de allesbrander gegooid, omdat die viespeuk ze had aangeraakt.
Cristina nam nog een half kommetje omasoep en vroeg zich af wanneer de klap kwam. Na een half uur, stond ze op, deed het licht in de woonkamer uit en liep naar de douche om haar tanden te poetsen. Ze hoopte maar dat ze kon slapen.

In het park, op het zandpad, zo’n twintig meter van het fietspad, lag een donkere, vormeloze figuur. Het glimmende, schoongepoetste heft van een slagersmes stak uit zijn borst. Verderop langs het zandpad stond een fiets.

 

meander

 

Groentesoep van Oma

 

Geef een reactie