Pas op…. Inbrekers…

Pas op…. Inbrekers…

Johan reed met zijn witte Renault Kangoo door de Literatuurwijk in Almere. Het was drie uur ’s nachts en tot nu toe was het rustig geweest. Loos alarm over een inbraak en overlast van een bekende groep jongeren bij een supermarkt, die huiswaarts keerden nadat Johan ze had aangesproken.
De afgelopen weken was het aantal inbraken gestegen. Hij had vorige week twee maal oog in oog gestaan met inbrekers die niet van plan waren om mee te werken. Een collega had daarbij dusdanige kneuzingen opgelopen dat zij zeker een maand uit de roulatie was. Het belangrijkste was dat ze de daders hadden gevat, had zijn collega gezegd.

Na op twee bedrijventerreinen een controleronde te hebben gedaan en negen bedrijven binnen te hebben gecontroleerd, was Johan onderweg naar het winkelcentrum. De intensiteit van de controles was afhankelijk van de abonnementen die de bedrijven hadden. Sommige bedrijven hadden gekozen voor een totaalabonnement. Dat betekende vier keer per dienst de gebouwen volledig controleren. Volgens Johan zouden meer bedrijven dat moeten doen.

Osman, de collega van Johan reed in Almere Poort en kon als het nodig was in enkele minuten bij Johan zijn en andersom. In  noodgevallen of concrete, verdachte situaties belden ze de politie. Ze wachtten zelden op de politie om te voorkomen dat eventuele daders er vandoor gingen. Osman werkte net als Johan al jaren in de beveiliging en de twee mannen hadden een hechte band opgebouwd.

Zowel Johan, als Osman werden opgeroepen. De collega in de meldkamer zei dat ze zes meldingen hadden ontvangen over geluiden in een kantoor dat verbouwd werd. Er was sprake van zachte geluiden, maar ook een keer een hoop lawaai. Enkele minuten geleden werd een harde klap gemeld en mogelijk gegil van een slachtoffer. De politie was gewaarschuwd, maar had het druk. Men probeerde zo snel mogelijk een auto te sturen.

Johan zette het oranje zwaailicht aan en reed tegen de regels in over de busbaan. Toen hij er bijna was zag hij Osman aan komen rijden. Het alarmlicht aan de buitenzijde van het pand flitste fel, hetgeen spookachtig werd versterkt door de dichter wordende nevel. Osman stapte uit en liep naar Johan.
“Wacht jij op de politie, dan loop ik alvast rond het pand”, zei Johan. Osman zette zijn auto op de oprit om het hek te blokkeren, terwijl Johan muisstil rond het pand liep, zonder licht te gebruiken. Hij zag en hoorde niets, maar op de eerste verdieping brandde licht. Hij liep terug om Osman te halen.

“Er brandt licht boven. Ik vertrouw het niet”, zei Johan.
“We gaan naar binnen, sluiten alles goed af beneden en gaan dan samen naar boven. Oké?”
Ze liepen samen een ronde beneden en stelden vast dat alles dicht was.
“Als er iemand binnen is, moet hij zich hebben laten insluiten”, zei Osman.
Johan zei: “Dat kan, maar het kan ook een werknemer zijn. Misschien is hij niet alleen.”

De twee beveiligers van liepen naar de trap. “Ga jij met de lift?”, vroeg Johan, “dan pak ik de trap.” Op dat moment hoorden boven iets vallen. “Die is voor ons”, zei Johan gedecideerd.
Ze kwamen zonder problemen boven en wisten dat ze beet hadden. Verstoppertje spelen had geen zin meer, daarom gebruikten ze beiden een felle, zware zaklamp. Overal stond of lag bouwmateriaal en het was nogal stoffig.
“Kom naar buiten, armen gespreid”, riep Johan. Osman liep naar de eerste deur, maar die was geblokkeerd. Dat gaf te denken. Osman bleef bij de deur staan en wachtte tot Johan de andere ruimtes had gecontroleerd. Ze hielden elkaar zoveel mogelijk in het zicht. Toen Johan terug was zei Osman dat hij gereedschap ging halen, dan konden ze de deur uit zijn sponningen halen.

Eenmaal buiten hoorde Osman in de verte een politiesirene. Hij pakte een gereedschapskist, liep weer naar binnen en deed de deur op slot.
Binnen twee minuten lagen alle pennen er uit en moesten ze achteruit springen, omdat de deur met een klap naar buiten kwam, gevolgd door een lading planken.
“Kom naar buiten”, brulde Johan. Geen reactie.
Osman riep: “Kom er nou maar uit, want anders moeten we je halen. Dat kan vervelend worden, vooral voor jou.”
Weer geen reactie. Ze hoorden een zacht geluid.

Na een minuut te hebben gewacht en de inbreker meermaals te hebben opgeroepen zelf naar buiten te komen, begon Johan planken, gipsplaten en zakken met gips te verwijderen. Osman stond achter hem, bedacht op een uitval van de criminelen.
Plotseling begon Johan te lachen.
“Wat is er?”, vroeg Osman, die even dacht dat het Johan teveel was geworden.
Johan bukte, pakte iets op en draaide zich om. In zijn handen hield hij een jonge herdershond. Het dier was helemaal wit van de gipspoeder. “Onze inbreker”, zei Johan. De hond kwispelde vrolijk met zijn staart.
Osman liep naar hen toe en aaide het dier over zijn kop. Hij zei: “We nemen hem mee en dan leiden we hem op voor de beveiliging. Ik weet al een naam. Gerry.”

meander

Geef een reactie